Een week bij Jolanda in Tanzania
Dit bericht is ook verschenen op: http://jolandavandervelden.reislogger.nl/
Een week bij Jolanda in Tanzania levert meer stof tot schrijven op dan prettig is om te lezen op een blog. Vandaar alleen een korte observatie over een botsing tussen culturen.
Na drie weken een georganiseerde groepsreis door Kenia en Tanzania, was het zuiden van het land bezoeken even andere koek. Ik ben er geen enkele toerist tegengekomen. De enige mzungus (blanken) die ik heb gezien waren vrijwilligers en mensen die zaken kwamen doen. Kennelijk gaan blanken anders niet naar het “minder mooie” zuiden.
Om vanaf de “grote” stad Mtwara in Tandahimba te komen, moet je een dag uittrekken. Dan kan je nog hopen dat het meevalt hoe lang je op een bus moet wachten. En kan je misschien zelfs een zitplek bemachtigen, wat geen overbodige luxe is op de onverharde hobbelige weg waarover je vier uur lang rijdt in een busje zonder noemenswaardige vering. En ach, als je er vandaag niet komt, dan doe je morgen nog een poging.
In Nederland is iedereen van slag als de bussen of treinen een keer niet volgens schema rijden. In Tanzania zijn mensen veel flexibeler. Dat moet ook wel, anders zou iedereen er continu geïrriteerd zijn. Die flexibele instelling, waarbij veel makkelijker met tegenslag wordt omgegaan, heeft ook een keerzijde. Als dingen nou eenmaal gebeuren zoals ze gebeuren, omdat God (of het lot) het zo heeft bepaald, denk je ook niet na over hoe het anders kan. Hoe je zelf iets kan veranderen.
Die passieve houding zie je ook bij het personeel in het ziekenhuis. Mensen gaan soms dood omdat de nodige middelen er niet zijn om ze te genezen. Dat vond ik al erg confronterend, om dat het hier vanzelfsprekend is dat er couveuses, hartmonitors of multivitaminen zijn. Maar nog schrijnender vond ik het om te zien dat er mensen overlijden waarvoor de nodige middelen wel beschikbaar waren, maar er geen goede zorg werd geleverd. Bijvoorbeeld omdat de medicijnen niet tijdig worden besteld, omdat artsen (of ze dienst hebben of niet) een dag van tevoren melden dat ze een maand vakantie opnemen. Omdat als verpleegsters theepauze hebben er niemand op de zalen is. Omdat er geen goede medicijnlijst wordt bijgehouden of omdat het aan kennis over een ziekte als diabetes ontbreekt.
Jolanda en Kirsten proberen zich door deze passieve houding niet uit het veld te laten slaan. Ze blijven herhalen wat er beter zou kunnen, stellen een diabetesprotocol op en proberen verpleegsters kennis bij te brengen. Ik vind dat ongelofelijk bewonderenswaardig. Iets veranderen is moeilijk en vergt een lange adem, heel veel geduld en het winnen van vertrouwen van het personeel. Ik hoop dat ze straks na twee jaar kunnen zeggen dat ze niet alleen voor individuele patienten een verschil hebben gemaakt (want dat doen ze zeker!), maar ook de kwaliteit van de zorg die in dit ziekenhuis wordt geleverd wat hebben verbeterd. Ik wens ze daarbij heel veel kracht, geduld en flexibiliteit toe.
woensdag 8 februari 2012
woensdag 4 mei 2011
Consequent zijn wordt zwaar overschat
Deze column is eerder verschenen in Overdwars nummer 2/2011
Van de week zat ik in een restaurant met welgeteld één vegetarische keuze op de kaart. Eigenlijk kan ik dat geen keuze noemen. Ik eet al jaren geen vlees, maar wel eens een stukje vis. Aangezien die ene optie er niet aantrekkelijk uitzag bedacht ik me dat ik dan maar de zalm zou nemen. Mijn tafelgenoten vonden dat niet consequent. Bovendien, hoe kan ik nou eieren eten en leren schoenen dragen als ik vind dat de bio-industrie verboden moet worden?
Een lastige vraag, met een simpel antwoord: het is beter inconsequent te zijn en soms dingen goed te doen, dan consequent alles fout doen. Maar het is niet simpel om de principieel juiste keuzes te maken in onze consumptiemaatschappij.
Lebmaagstremsel van kalfjes in kaas, varkenshaar in brood, luizeneitjes in M&M’s, gelatine in dropjes, het is niet makkelijk om te weten waar dierlijke producten in zitten. Vegetarisch eten wordt gezien als een dieetwens, terwijl het eigenlijk een bijzondere wens zou moeten zijn om vlees te willen eten. Biologische en fair trade producten zjin duurder dan “normale” (maar wat is eigenlijk normaal, dat we mensen en de aarde slecht behandelen?).
Het is goedkoper en sneller om naar Italië of Polen te vliegen dan om de internationale trein te nemen. Met de trein en de bus naar Lutjebroek gaan is vele malen onhandiger en duurt veel langer dan met de auto. Als je niet wil dat er negen liter water door de wc wordt gespoeld moet je een extra keer op de knop drukken. Je moet zelf groene stroom aanvragen. Sommige koekjes zitten in twee of zelfs drie lagen plastic verpakt.
De mainstream banken investeren graag in wapens, olie, kernenergie en andere branches die noch ecologisch noch sociaal genoemd kunnen worden. Mijn pensioen is verplicht bij een pensioenfonds met net zo’n slecht investeringsbeleid, maar ik kan mijn geld daar niet weghalen zolang ik bij de rijksoverheid werk. Allemaal dingen waarvan ik denk: onze consumptiemaatschappij is eigenlijk de omgekeerde wereld.
Omgekeerd zou zoveel makkelijker zijn en zoveel beter. Uit praktische overwegingen maakt bijna iedereen daarom vaak eigenlijk verkeerde keuzes. En als je het dan eenmaal fout doet, komt de gewenning. Je denkt al gauw dat dat ene stukje vlees ook niet meer uitmaakt, die ene vliegreis, dat ene stukje extra verpakking. Maar als we dat nou eens allemaal niet zouden denken? Gewoon alles wat praktisch haalbaar is, al is het nog zo klein, wel goed doen? Natuurlijk blijven er dan nog dingen over die we in principe anders zouden moeten en willen doen. Maar dat moeten we dan maar accepteren. Het is inconsequent, maar vele malen beter dan consequent zijn. Consequent zijn wordt zwaar overschat.
Van de week zat ik in een restaurant met welgeteld één vegetarische keuze op de kaart. Eigenlijk kan ik dat geen keuze noemen. Ik eet al jaren geen vlees, maar wel eens een stukje vis. Aangezien die ene optie er niet aantrekkelijk uitzag bedacht ik me dat ik dan maar de zalm zou nemen. Mijn tafelgenoten vonden dat niet consequent. Bovendien, hoe kan ik nou eieren eten en leren schoenen dragen als ik vind dat de bio-industrie verboden moet worden?
Een lastige vraag, met een simpel antwoord: het is beter inconsequent te zijn en soms dingen goed te doen, dan consequent alles fout doen. Maar het is niet simpel om de principieel juiste keuzes te maken in onze consumptiemaatschappij.
Lebmaagstremsel van kalfjes in kaas, varkenshaar in brood, luizeneitjes in M&M’s, gelatine in dropjes, het is niet makkelijk om te weten waar dierlijke producten in zitten. Vegetarisch eten wordt gezien als een dieetwens, terwijl het eigenlijk een bijzondere wens zou moeten zijn om vlees te willen eten. Biologische en fair trade producten zjin duurder dan “normale” (maar wat is eigenlijk normaal, dat we mensen en de aarde slecht behandelen?).
Het is goedkoper en sneller om naar Italië of Polen te vliegen dan om de internationale trein te nemen. Met de trein en de bus naar Lutjebroek gaan is vele malen onhandiger en duurt veel langer dan met de auto. Als je niet wil dat er negen liter water door de wc wordt gespoeld moet je een extra keer op de knop drukken. Je moet zelf groene stroom aanvragen. Sommige koekjes zitten in twee of zelfs drie lagen plastic verpakt.
De mainstream banken investeren graag in wapens, olie, kernenergie en andere branches die noch ecologisch noch sociaal genoemd kunnen worden. Mijn pensioen is verplicht bij een pensioenfonds met net zo’n slecht investeringsbeleid, maar ik kan mijn geld daar niet weghalen zolang ik bij de rijksoverheid werk. Allemaal dingen waarvan ik denk: onze consumptiemaatschappij is eigenlijk de omgekeerde wereld.
Omgekeerd zou zoveel makkelijker zijn en zoveel beter. Uit praktische overwegingen maakt bijna iedereen daarom vaak eigenlijk verkeerde keuzes. En als je het dan eenmaal fout doet, komt de gewenning. Je denkt al gauw dat dat ene stukje vlees ook niet meer uitmaakt, die ene vliegreis, dat ene stukje extra verpakking. Maar als we dat nou eens allemaal niet zouden denken? Gewoon alles wat praktisch haalbaar is, al is het nog zo klein, wel goed doen? Natuurlijk blijven er dan nog dingen over die we in principe anders zouden moeten en willen doen. Maar dat moeten we dan maar accepteren. Het is inconsequent, maar vele malen beter dan consequent zijn. Consequent zijn wordt zwaar overschat.
zondag 13 maart 2011
Onrecht
Deze column is verschenen in de Overdwars
Al toen ik een jaar of vijftien was wilde ik rechten studeren. Niet omdat je met die studie veel geld kan verdienen in een van de kantoren op de Zuidas. Ook niet omdat ik zoals zovelen niet zo goed wist wat ik wou. Nee, omdat ik graag iets aan het onrecht in de wereld wilde doen. Van mijn uiteindelijk keuze om jurist te worden heb ik nog geen moment spijt gehad.
Wel vind ik het steeds lastiger om te zeggen wat onrecht is. Natuurlijk zijn er makkelijke gevallen te bedenken, zoals Lucia de Berk die onterecht jaren heeft vastgezeten, of een koelbloedige moord die onopgelost blijft. Maar vele malen groter is het grijze gebied: het gebied waarin recht en onrecht niet zo duidelijk zijn. Een gebied waarin zich bijvoorbeeld disfunctionele relatie bevindt met huiselijk geweld over en weer. Waarin een meerderjarige verdachte met een IQ van 65 seks heeft met een meisje van 15, wat zij zelf wou maar haar ouders niet. In dat gebied bevindt zich ook een fikse klap uit zelfverdediging. Of te hard rijden met een dodelijk ongeval tot gevolg, terwijl het in die situatie heel onwaarschijnlijk is dat dat gebeurt.
Dat is ook wat me het meeste stoort aan het debat over justitie en veiligheid op dit moment. De wereld wordt gepresenteerd als zwart-wit. "You are with us or against us." Strafbare feiten worden gepleegd door "de ander". Criminaliteit kan en moet volledig worden uitgebannen. Elk risico moet worden geelimineerd. En het lijkt wel haast tegen elke prijs. Er wordt voorgesteld door PvdA om mensen "preventief op te sluiten", dus zonder dat ze iets hebben gedaan. Op vrijwel elke hoek van de straat staat een camera om iedereen altijd in de gaten te kunnen houden. Een databank met vingerafdrukken van alle Nederlanders. Iedereen wordt beschouwd als een risico.
Iets meer realiteitszin zou prettig zijn. De wereld kent weinig zwart-wit, maar wel vele grijstinten. Iedere verdachte, iedere dader, is een mens van vlees en bloed. "De ander" kan jouw broer of dochter zijn. "De ander" lijkt schrikbarend veel op jezelf. Niets is menselijker dan fouten maken, ook fouten die strafbaar zijn. Criminaliteit is onlosmakelijk verbonden met de samenleving. Daar zullen we mee moeten leren leven, al lijken de meeste politici dat verleerd. Om Benjamin Franklin nog maar eens aan te halen: “Een samenleving die fundamentele vrijheid opoffert aan tijdelijke veiligheid verdient geen van twee, en verliest beide.”
Overigens pleit ik niet voor een overheid die de veiligheid van haar burgers niet hoog in het vaandel heeft. Natuurlijk moeten burger beschermd worden tegen andere burgers. De burger moet echter ook worden beschermd tegen de machtige staat. Om dat te waarborgen is veiligheid niet het beste uitgangspunt, maar rechtvaardigheid. Al is het soms best lastig om vast te stellen wat recht is, en wat onrecht.
Al toen ik een jaar of vijftien was wilde ik rechten studeren. Niet omdat je met die studie veel geld kan verdienen in een van de kantoren op de Zuidas. Ook niet omdat ik zoals zovelen niet zo goed wist wat ik wou. Nee, omdat ik graag iets aan het onrecht in de wereld wilde doen. Van mijn uiteindelijk keuze om jurist te worden heb ik nog geen moment spijt gehad.
Wel vind ik het steeds lastiger om te zeggen wat onrecht is. Natuurlijk zijn er makkelijke gevallen te bedenken, zoals Lucia de Berk die onterecht jaren heeft vastgezeten, of een koelbloedige moord die onopgelost blijft. Maar vele malen groter is het grijze gebied: het gebied waarin recht en onrecht niet zo duidelijk zijn. Een gebied waarin zich bijvoorbeeld disfunctionele relatie bevindt met huiselijk geweld over en weer. Waarin een meerderjarige verdachte met een IQ van 65 seks heeft met een meisje van 15, wat zij zelf wou maar haar ouders niet. In dat gebied bevindt zich ook een fikse klap uit zelfverdediging. Of te hard rijden met een dodelijk ongeval tot gevolg, terwijl het in die situatie heel onwaarschijnlijk is dat dat gebeurt.
Dat is ook wat me het meeste stoort aan het debat over justitie en veiligheid op dit moment. De wereld wordt gepresenteerd als zwart-wit. "You are with us or against us." Strafbare feiten worden gepleegd door "de ander". Criminaliteit kan en moet volledig worden uitgebannen. Elk risico moet worden geelimineerd. En het lijkt wel haast tegen elke prijs. Er wordt voorgesteld door PvdA om mensen "preventief op te sluiten", dus zonder dat ze iets hebben gedaan. Op vrijwel elke hoek van de straat staat een camera om iedereen altijd in de gaten te kunnen houden. Een databank met vingerafdrukken van alle Nederlanders. Iedereen wordt beschouwd als een risico.
Iets meer realiteitszin zou prettig zijn. De wereld kent weinig zwart-wit, maar wel vele grijstinten. Iedere verdachte, iedere dader, is een mens van vlees en bloed. "De ander" kan jouw broer of dochter zijn. "De ander" lijkt schrikbarend veel op jezelf. Niets is menselijker dan fouten maken, ook fouten die strafbaar zijn. Criminaliteit is onlosmakelijk verbonden met de samenleving. Daar zullen we mee moeten leren leven, al lijken de meeste politici dat verleerd. Om Benjamin Franklin nog maar eens aan te halen: “Een samenleving die fundamentele vrijheid opoffert aan tijdelijke veiligheid verdient geen van twee, en verliest beide.”
Overigens pleit ik niet voor een overheid die de veiligheid van haar burgers niet hoog in het vaandel heeft. Natuurlijk moeten burger beschermd worden tegen andere burgers. De burger moet echter ook worden beschermd tegen de machtige staat. Om dat te waarborgen is veiligheid niet het beste uitgangspunt, maar rechtvaardigheid. Al is het soms best lastig om vast te stellen wat recht is, en wat onrecht.
vrijdag 23 juli 2010
Foto's
vrijdag 16 juli 2010
Bestemming bereikt
Op dit moment ben ik alweer een paar dagen in Istanbul. De nachtbus van Skopje naar hier reed wel door Bulgarije, maar daar heb ik niet echt iets van gezien. Uiteindelijk ben ik een paar dagen in Macedonië gebleven en heb ik daar genoten van mijn verblijf in Ohrid, een prachtig oud stadje aan een meer. Ik wou dat ik daar wat langer had kunnen blijven, maar Istanbul riep (en daarna mijn werk thuis...).
Veel mensen vinden Istanbul de eerste dagen overweldigend, vertellen ze me. Ik niet, ik voelde me hier eigenlijk gelijk thuis. Ik verblijf drie minuten lopen van de belangrijkste winkel- en uitgaansstraat. Net ver genoeg om niet de hele nacht door last van herrie te hebben.
Elke dag steek ik de Galata-brug over (jeweetwel, die brug waar Geert Mak over heeft geschreven) om moskeeën en paleizen te bekijken, naar de markt te gaan enz. Ik ben mijn gebit aan het ruïneren met Turks fruit en baklava, heb een deel van mijn kleurtje laten wegscrubben in de hamam, drink Ayran (iets ziltige yoghurt) om mijn maag niet van streek te laten raken, drink raki met een Turk en een Duitser, ontbijt met onder andere olijven en heb zelfs een broodje vis uit de Bosporus gegeten. Nog even en ik wil nooit meer naar huis.
Ik houd erg van steden die zo levendig zijn als Istanbul, die zo bruisen van bedrijvigheid. Op elke hoek een straatverkoper. Mensen die thee drinken en triktrak spelen. Vrouwen met een hoofddoek, vrouwen in een zomerjurkje. Het meest negatieve hier dat ik kan bedenken is dat ik mijn schouders bedek omdat ik anders nog meer gedoe krijg met mannen. Ze zijn allemaal erg aardig, maar ik wil ook wel eens honderd meter ongestoord door kunnen lopen.
Misschien heb ik echter wel een enorm vertekend beeld van deze stad. Ik zit in een hippe buurt en ga naar de toeristische attracties. Hoe is het voor die andere twintig miljoen mensen die hier ergens in een buitenwijk wonen en waarvan een groot deel nooit in het centrum komt? Welk verhaal gaat er schuil achter die man die op de hoek van de straat flesjes water verkoopt? En is het waar dat er elk jaar meer vrouwen gesluierd over straat gaan, zoals andere reizigers me hier vertellen?
Tja, wat zie je nou eigenlijk als "domme toerist"?
Veel mensen vinden Istanbul de eerste dagen overweldigend, vertellen ze me. Ik niet, ik voelde me hier eigenlijk gelijk thuis. Ik verblijf drie minuten lopen van de belangrijkste winkel- en uitgaansstraat. Net ver genoeg om niet de hele nacht door last van herrie te hebben.
Elke dag steek ik de Galata-brug over (jeweetwel, die brug waar Geert Mak over heeft geschreven) om moskeeën en paleizen te bekijken, naar de markt te gaan enz. Ik ben mijn gebit aan het ruïneren met Turks fruit en baklava, heb een deel van mijn kleurtje laten wegscrubben in de hamam, drink Ayran (iets ziltige yoghurt) om mijn maag niet van streek te laten raken, drink raki met een Turk en een Duitser, ontbijt met onder andere olijven en heb zelfs een broodje vis uit de Bosporus gegeten. Nog even en ik wil nooit meer naar huis.
Ik houd erg van steden die zo levendig zijn als Istanbul, die zo bruisen van bedrijvigheid. Op elke hoek een straatverkoper. Mensen die thee drinken en triktrak spelen. Vrouwen met een hoofddoek, vrouwen in een zomerjurkje. Het meest negatieve hier dat ik kan bedenken is dat ik mijn schouders bedek omdat ik anders nog meer gedoe krijg met mannen. Ze zijn allemaal erg aardig, maar ik wil ook wel eens honderd meter ongestoord door kunnen lopen.
Misschien heb ik echter wel een enorm vertekend beeld van deze stad. Ik zit in een hippe buurt en ga naar de toeristische attracties. Hoe is het voor die andere twintig miljoen mensen die hier ergens in een buitenwijk wonen en waarvan een groot deel nooit in het centrum komt? Welk verhaal gaat er schuil achter die man die op de hoek van de straat flesjes water verkoopt? En is het waar dat er elk jaar meer vrouwen gesluierd over straat gaan, zoals andere reizigers me hier vertellen?
Tja, wat zie je nou eigenlijk als "domme toerist"?
woensdag 7 juli 2010
Oeps, ik ben in Skopje...
Gisterochtend vroeg stapte ik in Belgrado op de trein naar Sofia, Bulgarije. Een ongeveer 9 uur durende treinreis. Terwijl ik een dutje deed en mijn boek uitlas, gleed het Servische platteland aan me voorbij. Hoe verder we van Belgrado verwijderd raakten, hoe armer de dorpjes en slechter onderhouden de stations. Ik zag steeds minder (oude) tractors en steeds meer mensen met de hand het land bewerken.
Het duurde naar mijn idee wel erg lang voordat we de Servisch-Bulgaarse grens passeerden en ik vroeg me af of ik op tijd in Sofia zou zijn voor het voetbal. Omdat de meeste passagiers geen spraken, vroeg ik aan een andere backpacker of hij wist hoe laat we in Sofia zouden moeten zijn: hij had geen idee, want hij ging zelfs naar Skopje, Macedonië. Staande in het gangpad constateerde ik dat het achterste deel van de trein was verdwenen. Nu begon ik me toch wat zorgen te maken. Toen de conducteur de kaartjes kwam controleren en zag dat ik Sofia als bestemming had ingevuld op mijn interrailkaart begon hij hevig te gebaren en Skopje (en andere niet verstaanbare dingen) te zeggen. Ik bleek niet de Servisch-Bulgaarse, maar de Servisch-Macedonische grens te zijn gepasseerd! Oeps! Kennelijk reed alleen het achterste deel van de trein naar Sofia...ik voelde me iets minder dom toen een andere toerist dezelfde fout bleek te hebben gemaakt.
Dus nu ben ik per ongeluk in Skopje en blij dat mijn Lonely Planet ook Macedonië beslaat. Skopje bestaat uit veel lelijke communistische betonnen (flat)gebouwen, maar het centrum stamt nog uit de Ottomaanse tijd en doet erg Turks aan. Ik heb een kerk bezocht die half onder de grond is gebouwd omdat hij niet hoger mocht zijn dan de moskeeën. Er is een markt met groente, fruit, noten, kruiden, baklava en een heel dood schaap dat aan een plafond hing. Ik zag Turkse barbiers, kleermakers, schoenpoetsers, juweliers, kebabzaken. Kortom een voorproefje op Istanbul.
Als (vrouwelijke) toerist alleen ben ik hier een bezienswaardigheid. Het fort hier bovenop de heuvel is zo'n beetje de grootste toeristische attractie en de enige toeristen die ik daar tegenkwam waren... twee Nederlanders. Overigens heb ik dankzij het leuke hostel waar ik verblijf het voetbal toch nog kunnen zien!
Het duurde naar mijn idee wel erg lang voordat we de Servisch-Bulgaarse grens passeerden en ik vroeg me af of ik op tijd in Sofia zou zijn voor het voetbal. Omdat de meeste passagiers geen spraken, vroeg ik aan een andere backpacker of hij wist hoe laat we in Sofia zouden moeten zijn: hij had geen idee, want hij ging zelfs naar Skopje, Macedonië. Staande in het gangpad constateerde ik dat het achterste deel van de trein was verdwenen. Nu begon ik me toch wat zorgen te maken. Toen de conducteur de kaartjes kwam controleren en zag dat ik Sofia als bestemming had ingevuld op mijn interrailkaart begon hij hevig te gebaren en Skopje (en andere niet verstaanbare dingen) te zeggen. Ik bleek niet de Servisch-Bulgaarse, maar de Servisch-Macedonische grens te zijn gepasseerd! Oeps! Kennelijk reed alleen het achterste deel van de trein naar Sofia...ik voelde me iets minder dom toen een andere toerist dezelfde fout bleek te hebben gemaakt.
Dus nu ben ik per ongeluk in Skopje en blij dat mijn Lonely Planet ook Macedonië beslaat. Skopje bestaat uit veel lelijke communistische betonnen (flat)gebouwen, maar het centrum stamt nog uit de Ottomaanse tijd en doet erg Turks aan. Ik heb een kerk bezocht die half onder de grond is gebouwd omdat hij niet hoger mocht zijn dan de moskeeën. Er is een markt met groente, fruit, noten, kruiden, baklava en een heel dood schaap dat aan een plafond hing. Ik zag Turkse barbiers, kleermakers, schoenpoetsers, juweliers, kebabzaken. Kortom een voorproefje op Istanbul.
Als (vrouwelijke) toerist alleen ben ik hier een bezienswaardigheid. Het fort hier bovenop de heuvel is zo'n beetje de grootste toeristische attractie en de enige toeristen die ik daar tegenkwam waren... twee Nederlanders. Overigens heb ik dankzij het leuke hostel waar ik verblijf het voetbal toch nog kunnen zien!
maandag 5 juli 2010
Sarajevo
Toen ik een jaar of 9 was zag ik op het Jeugdjournaal een reportage over kinderen in Sarajevo die op straat moesten rennen voor hun leven vanwege de sluipschutters. Ze konden niet naar school en moesten water halen uit een rivier. Ik vroeg me af hoe dat kon, zo dichtbij.
Eergisteren heb ik met mijn ogen de straten gezien waar dit gebeurde. Het Holiday Inn-hotel waar alle journalisten veilig zaten weggestopt is nog geen honderd meter bij de Sniper Alley vandaan. Al was eigenlijk de hele stad één grote gevarenzone. Sarajevo was tijdens de drie jaar durende belegering volledig afgesloten van de buitenwereld, op een 800 meter lange tunnel van 1,60 bij 1 meter na. De mensen bij wie deze tunnel in de achtertuin uitkwam hebben van hun huis een museum gemaakt waar je door de 25 meter die nog rest van de tunnel kan lopen. De regering is hier kennelijk nog steeds niet in staat om dit soort belangrijke plaatsen te beschermen om van te leren.
Wat me vooral opviel aan Sarajevo was niet zozeer dat veel gebouwen vol met kogelgaten zitten of in de steigers staan. Dat viel me eigenlijk nog wel mee. Het is juist opvallend hoe rustig en veilig alles is. Hoe mooi sommige stukken van de stad zijn opgeknapt. Hoe de minaretten van de moskeeën hier naast de kerktorens staan.
Hoe oostelijker ik kom, hoe meer Turkse invloeden ik zie. Vijfenzeventig procent van de inwoners van Sarajevo is moslim, al zijn ze niet allemaal even praktiserend. Het oudste gedeelte van de stad is het Turkse deel met kleine steegjes. Waar plekken zijn waar je shisha kan roken en Bosnische koffie kan drinken (lijkt op Turkse koffie). Het Oostenrijks-Hongaarse deel van de stad doet meer aan Budapest denken. Er is daarnaast ook een groot communistisch deel van de stad, maar dat is niet erg inspirerend.
Sarajevo is in alle opzichten een stad als andere Europese hoofdsteden met veel winkels, restaurants, cafés en nachtclubs. Slechts één ding ontbreekt door de overvloed aan cevapi en börek standjes: McDonalds. En daar mogen de inwoners van Sarajevo best trots op zijn.
Eergisteren heb ik met mijn ogen de straten gezien waar dit gebeurde. Het Holiday Inn-hotel waar alle journalisten veilig zaten weggestopt is nog geen honderd meter bij de Sniper Alley vandaan. Al was eigenlijk de hele stad één grote gevarenzone. Sarajevo was tijdens de drie jaar durende belegering volledig afgesloten van de buitenwereld, op een 800 meter lange tunnel van 1,60 bij 1 meter na. De mensen bij wie deze tunnel in de achtertuin uitkwam hebben van hun huis een museum gemaakt waar je door de 25 meter die nog rest van de tunnel kan lopen. De regering is hier kennelijk nog steeds niet in staat om dit soort belangrijke plaatsen te beschermen om van te leren.
Wat me vooral opviel aan Sarajevo was niet zozeer dat veel gebouwen vol met kogelgaten zitten of in de steigers staan. Dat viel me eigenlijk nog wel mee. Het is juist opvallend hoe rustig en veilig alles is. Hoe mooi sommige stukken van de stad zijn opgeknapt. Hoe de minaretten van de moskeeën hier naast de kerktorens staan.
Hoe oostelijker ik kom, hoe meer Turkse invloeden ik zie. Vijfenzeventig procent van de inwoners van Sarajevo is moslim, al zijn ze niet allemaal even praktiserend. Het oudste gedeelte van de stad is het Turkse deel met kleine steegjes. Waar plekken zijn waar je shisha kan roken en Bosnische koffie kan drinken (lijkt op Turkse koffie). Het Oostenrijks-Hongaarse deel van de stad doet meer aan Budapest denken. Er is daarnaast ook een groot communistisch deel van de stad, maar dat is niet erg inspirerend.
Sarajevo is in alle opzichten een stad als andere Europese hoofdsteden met veel winkels, restaurants, cafés en nachtclubs. Slechts één ding ontbreekt door de overvloed aan cevapi en börek standjes: McDonalds. En daar mogen de inwoners van Sarajevo best trots op zijn.
Abonneren op:
Posts (Atom)